(werkwoord)
[alg.] regelen; herstellen, repareren; voor elkaar krijgen, klaarspelen, rechtzetten
- Ach, dat regel ik wel even.
- Kun je dat geratel van mijn ketting even repareren?
- Piet kan alles, Piet krijgt het wel voor elkaar.
[fin.] opmaken, vaststellen; vastzetten
- Weet je nog die bankmedewerkers die de Liborkoers vastelden, dat deden naar hun persoonlijke voordeel?
- Zou Brexitanni? zijn wisselkoers van het pond met de euro willen vastzetten? Ik denk het niet. Nog een extra handelsdrempel.