Werkwoorden vervoegen
winden
Tegenwoordige tijd winden
Ik wind
Jij windt
wind jij?
U windt
Hij/Zij/Het windt
Wij winden
Jullie winden
Zij winden
Verleden tijd van winden
Ik wond
Jij/U wond
Hij/Zij/Het wond
Wij wonden
Jullie wonden
Zij wonden
Voltooid deelwoord van winden
gewonden
Tegenwoordig deelwoord van winden
windend
wonden
Tegenwoordige tijd winden
Ik wond
Jij wondt
wond jij?
U wondt
Hij/Zij/Het wondt
Wij wonden
Jullie wonden
Zij wonden
Verleden tijd van winden
Ik wondde
Jij/U wondde
Hij/Zij/Het wondde
Wij wondden
Jullie wondden
Zij wondden
Voltooid deelwoord van winden
gewond
Tegenwoordig deelwoord van winden
wondend