Werkwoorden vervoegen
witwassen
Tegenwoordige tijd witwassen
Ik was wit
Jij wast wit
was jij wit?
U wast wit
Hij/Zij/Het wast wit
Wij wassen wit
Jullie wassen wit
Zij wassen wit
Verleden tijd van witwassen
Ik waste wit
Jij/U waste wit
Hij/Zij/Het waste wit
Wij wasten wit
Jullie wasten wit
Zij wasten wit
Voltooid deelwoord van witwassen
witgewassen
Tegenwoordig deelwoord van witwassen
witwassend