Werkwoorden vervoegen
willigen
Tegenwoordige tijd willig
Ik willig
Jij willigt
willig jij?
U willigt
Hij/Zij/Het willigt
Wij willigen
Jullie willigen
Zij willigen
Verleden tijd van willig
Ik willigde
Jij/U willigde
Hij/Zij/Het willigde
Wij willigden
Jullie willigden
Zij willigden
Voltooid deelwoord van willig
gewilligd
Tegenwoordig deelwoord van willig
willigend