Werkwoorden vervoegen
voorzien
Tegenwoordige tijd voorzien
Ik voorzie
Jij voorziet
voorzie jij?
U voorziet
Hij/Zij/Het voorziet
Wij voorzien
Jullie voorzien
Zij voorzien
Verleden tijd van voorzien
Ik voorzag
Jij/U voorzag
Hij/Zij/Het voorzag
Wij voorzagen
Jullie voorzagen
Zij voorzagen
Voltooid deelwoord van voorzien
voorzien
Tegenwoordig deelwoord van voorzien
voorziend