Werkwoorden vervoegen
vliegen
Tegenwoordige tijd vliegen
Ik vlieg
Jij vliegt
vlieg jij?
U vliegt
Hij/Zij/Het vliegt
Wij vliegen
Jullie vliegen
Zij vliegen
Verleden tijd van vliegen
Ik vloog
Jij/U vloog
Hij/Zij/Het vloog
Wij vlogen
Jullie vlogen
Zij vlogen
Voltooid deelwoord van vliegen
gevlogen
Tegenwoordig deelwoord van vliegen
vliegend