Werkwoorden vervoegen
vergoelijken
Tegenwoordige tijd vergoelijken
Ik vergoelijk
Jij vergoelijkt
vergoelijk jij?
U vergoelijkt
Hij/Zij/Het vergoelijkt
Wij vergoelijken
Jullie vergoelijken
Zij vergoelijken
Verleden tijd van vergoelijken
Ik vergoelijkte
Jij/U vergoelijkte
Hij/Zij/Het vergoelijkte
Wij vergoelijkten
Jullie vergoelijkten
Zij vergoelijkten
Voltooid deelwoord van vergoelijken
vergoelijkt
Tegenwoordig deelwoord van vergoelijken
vergoelijkend