Werkwoorden vervoegen
vergeven
Tegenwoordige tijd vergeven
Ik vergeef
Jij vergeeft
vergeef jij?
U vergeeft
Hij/Zij/Het vergeeft
Wij vergeven
Jullie vergeven
Zij vergeven
Verleden tijd van vergeven
Ik vergaf
Jij/U vergaf
Hij/Zij/Het vergaf
Wij vergaven
Jullie vergaven
Zij vergaven
Voltooid deelwoord van vergeven
vergeven
Tegenwoordig deelwoord van vergeven
vergevend