Werkwoorden vervoegen
uittreden
Tegenwoordige tijd uittreden
Ik treed uit/uittreed
Jij treedt uit/uittreedt
treed uit
U uittreedt/treedt uit
Hij/Zij/Het treedt uit/uittreedt
Wij treden uit/uittreden
Jullie treden uit/uittreden
Zij treden uit/uittreden
Verleden tijd van uittreden
Ik trad uit/uittrad
Jij/U trad uit/uittrad
Hij/Zij/Het trad uit/uittrad
Wij traden uit/uittraden
Jullie traden uit/uittraden
Zij traden uit/uittraden
Voltooid deelwoord van uittreden
uitgetreden
Tegenwoordig deelwoord van uittreden
uittredend