Werkwoorden vervoegen
uitvinden
Tegenwoordige tijd uitvinden
Ik vind uit
Jij vindt uit
vind jij uit?
U vindt uit
Hij/Zij/Het vindt uit
Wij vinden uit
Jullie vinden uit
Zij vinden uit
Verleden tijd van uitvinden
Ik vond uit
Jij/U vond uit
Hij/Zij/Het vond uit
Wij vonden uit
Jullie vonden uit
Zij vonden uit
Voltooid deelwoord van uitvinden
uitgevonden
Tegenwoordig deelwoord van uitvinden
uitvindend