Werkwoorden vervoegen
trialen
Tegenwoordige tijd trial
Ik trial
Jij trialt
trial jij?
U trialt
Hij/Zij/Het trialt
Wij trialen
Jullie trialen
Zij trialen
Verleden tijd van trial
Ik trialde
Jij/U trialde
Hij/Zij/Het trialde
Wij trialden
Jullie trialden
Zij trialden
Voltooid deelwoord van trial
getriald
Tegenwoordig deelwoord van trial
trialend