Werkwoorden vervoegen
taxeren
Tegenwoordige tijd taxeren
Ik taxeer
Jij taxeert
taxeer jij?
U taxeert
Hij/Zij/Het taxeert
Wij taxeren
Jullie taxeren
Zij taxeren
Verleden tijd van taxeren
Ik taxeerde
Jij/U taxeerde
Hij/Zij/Het taxeerde
Wij taxeerden
Jullie taxeerden
Zij taxeerden
Voltooid deelwoord van taxeren
getaxeerd
Tegenwoordig deelwoord van taxeren
taxerend