Werkwoorden vervoegen
schemeren
Tegenwoordige tijd schemeren
Ik schemer
Jij schemert
schemer jij?
U schemert
Hij/Zij/Het schemert
Wij schemeren
Jullie schemeren
Zij schemeren
Verleden tijd van schemeren
Ik schemerde
Jij/U schemerde
Hij/Zij/Het schemerde
Wij schemerden
Jullie schemerden
Zij schemerden
Voltooid deelwoord van schemeren
geschemerd
Tegenwoordig deelwoord van schemeren
schemerend