Werkwoorden vervoegen
ruisen
Tegenwoordige tijd ruisen
Ik ruis
Jij ruist
ruis jij?
U ruist
Hij/Zij/Het ruist
Wij ruisen
Jullie ruisen
Zij ruisen
Verleden tijd van ruisen
Ik ruiste
Jij/U ruiste
Hij/Zij/Het ruiste
Wij ruisten
Jullie ruisten
Zij ruisten
Voltooid deelwoord van ruisen
geruist
Tegenwoordig deelwoord van ruisen
ruisend