Werkwoorden vervoegen
riskeren
Tegenwoordige tijd riskeren
Ik riskeer
Jij riskeert
riskeer jij?
U riskeert
Hij/Zij/Het riskeert
Wij riskeren
Jullie riskeren
Zij riskeren
Verleden tijd van riskeren
Ik riskeerde
Jij/U riskeerde
Hij/Zij/Het riskeerde
Wij riskeerden
Jullie riskeerden
Zij riskeerden
Voltooid deelwoord van riskeren
geriskeerd
Tegenwoordig deelwoord van riskeren
riskerend