Werkwoorden vervoegen
reproduceren
Tegenwoordige tijd reproduceren
Ik reproduceer
Jij reproduceert
reproduceer jij?
U reproduceert
Hij/Zij/Het reproduceert
Wij reproduceren
Jullie reproduceren
Zij reproduceren
Verleden tijd van reproduceren
Ik reproduceerde
Jij/U reproduceerde
Hij/Zij/Het reproduceerde
Wij reproduceerden
Jullie reproduceerden
Zij reproduceerden
Voltooid deelwoord van reproduceren
gereproduceerd
Tegenwoordig deelwoord van reproduceren
reproducerend