Werkwoorden vervoegen
oriënteren
Tegenwoordige tijd oriënteren
Ik oriënteer
Jij oriënteert
oriënteer jij?
U oriënteert
Hij/Zij/Het oriënteert
Wij oriënteren
Jullie oriënteren
Zij oriënteren
Verleden tijd van oriënteren
Ik oriënteerde
Jij/U oriënteerde
Hij/Zij/Het oriënteerde
Wij oriënteerden
Jullie oriënteerden
Zij oriënteerden
Voltooid deelwoord van oriënteren
georiënteerd
Tegenwoordig deelwoord van oriënteren
oriënterend