Werkwoorden vervoegen
opdonderen
Tegenwoordige tijd opdonderen
Ik donder op
Jij dondert op
donder jij op?
U dondert op
Hij/Zij/Het dondert op
Wij donderen op
Jullie donderen op
Zij donderen op
Verleden tijd van opdonderen
Ik donderde op
Jij/U donderde op
Hij/Zij/Het donderde op
Wij donderden op
Jullie donderden op
Zij donderden op
Voltooid deelwoord van opdonderen
opgedonderd
Tegenwoordig deelwoord van opdonderen
opdonderend