Werkwoorden vervoegen
nutten
Tegenwoordige tijd nut
Ik nut
Jij nut
nut jij?
U nut
Hij/Zij/Het nut
Wij nutten
Jullie nutten
Zij nutten
Verleden tijd van nut
Ik nutte
Jij/U nutte
Hij/Zij/Het nutte
Wij nutten
Jullie nutten
Zij nutten
Voltooid deelwoord van nut
genut
Tegenwoordig deelwoord van nut
nuttend