Werkwoorden vervoegen
marineren
Tegenwoordige tijd marineren
Ik marineer
Jij marineert
marineer jij?
U marineert
Hij/Zij/Het marineert
Wij marineren
Jullie marineren
Zij marineren
Verleden tijd van marineren
Ik marineerde
Jij/U marineerde
Hij/Zij/Het marineerde
Wij marineerden
Jullie marineerden
Zij marineerden
Voltooid deelwoord van marineren
gemarineerd
Tegenwoordig deelwoord van marineren
marinerend