Werkwoorden vervoegen
induceren
Tegenwoordige tijd induceren
Ik induceer
Jij induceert
induceer jij?
U induceert
Hij/Zij/Het induceert
Wij induceren
Jullie induceren
Zij induceren
Verleden tijd van induceren
Ik induceerde
Jij/U induceerde
Hij/Zij/Het induceerde
Wij induceerden
Jullie induceerden
Zij induceerden
Voltooid deelwoord van induceren
geïnduceerd
Tegenwoordig deelwoord van induceren
inducerend