Wat is de betekenis van handwerken?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

handwerken

(1993) (euf.) masturberen. Kijk ook onder handwerk*. • (Jan Kuitenbrouwer: Neo Turbo. Van yuppie-speak tot crypto-mumble. 1993)

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

handwerken

handwerken - Werkwoord 1. bezig zijn met een handwerkje of met de handen werken handwerken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord handwerk Woordherkomst samenstelling van hand en werken(werkwoord)

2024-04-20
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Handwerken

Bedoeld worden de zogenaamde „vrouwelijke handwerken”, die in verschillende technieken kunnen worden uitgevoerd. 1. Filet-knoopwerk. Uitgaande van een eerste lus vormt men met een draad op een spoel telkens grotere rijen van lussen uit de voorgaande, waardoor een netwerk ontstaat. Dit kan zo gebruikt worden voor een boodschappennet, ma...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Handwerken

v., hantwurkje.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Handwerken

(handwerkte, heeft gehandwerkt), bezig zijn met een vrouwelijk handwerk; een handwerkje vervaardigen.

2024-04-20
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Handwerken

werk door vrouwen met de hand verricht hetzij uit overweging van nut (nuttige H.) of smaak en schoonheid (fraaie H.).

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

handwerken

zij handwerkte, h. gehandwerkt (handwerk in bet. 2 maken); rustig zat zij te handwerken; ze keek eens op en handwerkte verder.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

handwerken

(handwerkte, heeft gehandwerkt) (vrouwelijk) handwerk verrichten : men las en handwerkte; zij zat te -; les geven, krijgen, nemen in het -.