Werkwoorden vervoegen
zweren (een eed doen)
Tegenwoordige tijd zweren
Ik zweer
Jij zweert
zweer jij?
U zweert
Hij/Zij/Het zweert
Wij zweren
Jullie zweren
Zij zweren
Verleden tijd van zweren
Ik zweerde
Jij/U zweerde
Hij/Zij/Het zweerde
Wij zweerden
Jullie zweerden
Zij zweerden
Voltooid deelwoord van zweren
gezweerd
Tegenwoordig deelwoord van zweren
zwerend
zweren (etteren)
Tegenwoordige tijd zweren
Ik zweer
Jij zweert
zweer jij?
U zweert
Hij/Zij/Het zweert
Wij zweren
Jullie zweren
Zij zweren
Verleden tijd van zweren
Ik zweerde
Jij/U zweerde
Hij/Zij/Het zweerde
Wij zweerden
Jullie zweerden
Zij zweerden
Voltooid deelwoord van zweren
gezworen
Tegenwoordig deelwoord van zweren
zwerend