Werkwoorden vervoegen
blameren
Tegenwoordige tijd blameren
Ik blameer
Jij blameert
blameer
U blameert
Hij/Zij/Het blameert
Wij blameren
Jullie blameren
Zij blameren
Verleden tijd van blameren
Ik blameerde
Jij/U blameerde
Hij/Zij/Het blameerde
Wij blameerden
Jullie blameerden
Zij blameerden
Voltooid deelwoord van blameren
geblameerd
Tegenwoordig deelwoord van blameren
blamerend