Werkwoorden vervoegen
baren
Tegenwoordige tijd baren
Ik baar
Jij baart
baar jij?
U baart
Hij/Zij/Het baart
Wij baren
Jullie baren
Zij baren
Verleden tijd van baren
Ik baarde
Jij/U baarde
Hij/Zij/Het baarde
Wij baarden
Jullie baarden
Zij baarden
Voltooid deelwoord van baren
gebaard
Tegenwoordig deelwoord van baren
barend
gebaren
Tegenwoordige tijd baren
Ik gebaar
Jij gebaart
gebaar
U gebaart
Hij/Zij/Het gebaart
Wij gebaren
Jullie gebaren
Zij gebaren
Verleden tijd van baren
Ik gebaarde
Jij/U gebaarde
Hij/Zij/Het gebaarde
Wij gebaarden
Jullie gebaarden
Zij gebaarden
Voltooid deelwoord van baren
gebaard
Tegenwoordig deelwoord van baren
gebarend