Werkwoorden vervoegen
durven
Tegenwoordige tijd durven
Ik durf
Jij durft
durf jij?
U durft
Hij/Zij/Het durft
Wij durven
Jullie durven
Zij durven
Verleden tijd van durven
Ik dorst
Jij/U dorst
Hij/Zij/Het dorst
Wij dorsten
Jullie dorsten
Zij dorsten
Voltooid deelwoord van durven
gedurfd
Tegenwoordig deelwoord van durven
durvend