Werkwoorden vervoegen
crossen
Tegenwoordige tijd crossen
Ik cros
Jij crost
cros
U crost
Hij/Zij/Het crost
Wij crossen
Jullie crossen
Zij crossen
Verleden tijd van crossen
Ik croste
Jij/U croste
Hij/Zij/Het croste
Wij crosten
Jullie crosten
Zij crosten
Voltooid deelwoord van crossen
gecrost
Tegenwoordig deelwoord van crossen
crossend