Werkwoorden vervoegen
brillen
Tegenwoordige tijd brillen
Ik bril
Jij brilt
bril jij?
U brilt
Hij/Zij/Het brilt
Wij brillen
Jullie brillen
Zij brillen
Verleden tijd van brillen
Ik brilde
Jij/U brilde
Hij/Zij/Het brilde
Wij brilden
Jullie brilden
Zij brilden
Voltooid deelwoord van brillen
gebrild
Tegenwoordig deelwoord van brillen
brillend