Werkwoorden vervoegen
bevredigen
Tegenwoordige tijd bevredigen
Ik bevredig
Jij bevredigt
bevredig jij?
U bevredigt
Hij/Zij/Het bevredigt
Wij bevredigen
Jullie bevredigen
Zij bevredigen
Verleden tijd van bevredigen
Ik bevredigde
Jij/U bevredigde
Hij/Zij/Het bevredigde
Wij bevredigden
Jullie bevredigden
Zij bevredigden
Voltooid deelwoord van bevredigen
bevredigd
Tegenwoordig deelwoord van bevredigen
bevredigend