Werkwoorden vervoegen
affineren
Tegenwoordige tijd affineren
Ik affineer
Jij affineert
affineer jij?
U affineert
Hij/Zij/Het affineert
Wij affineren
Jullie affineren
Zij affineren
Verleden tijd van affineren
Ik affineerde
Jij/U affineerde
Hij/Zij/Het affineerde
Wij affineerden
Jullie affineerden
Zij affineerden
Voltooid deelwoord van affineren
geaffineerd
Tegenwoordig deelwoord van affineren
affinerend