Werkwoorden vervoegen
adresseren
Tegenwoordige tijd adresseren
Ik adresseer
Jij adresseert
adresseer jij?
U adresseert
Hij/Zij/Het adresseert
Wij adresseren
Jullie adresseren
Zij adresseren
Verleden tijd van adresseren
Ik adresseerde
Jij/U adresseerde
Hij/Zij/Het adresseerde
Wij adresseerden
Jullie adresseerden
Zij adresseerden
Voltooid deelwoord van adresseren
geadresseerd
Tegenwoordig deelwoord van adresseren
adresserend