Werkwoorden vervoegen
aansmeren
Tegenwoordige tijd aansmeren
Ik smeer aan
Jij smeert aan
smeer jij aan?
U smeert aan
Hij/Zij/Het smeert aan
Wij smeren aan
Jullie smeren aan
Zij smeren aan
Verleden tijd van aansmeren
Ik smeerde aan
Jij/U smeerde aan
Hij/Zij/Het smeerde aan
Wij smeerden aan
Jullie smeerden aan
Zij smeerden aan
Voltooid deelwoord van aansmeren
aangesmeerd
Tegenwoordig deelwoord van aansmeren
aansmerend