Wat is de betekenis van aansmeren?

aansmeren - Werkwoord 1. (ov) met iets besmeren 2. (ditr) aanpraten, listig verkopen Woordherkomst samenstelling van aan(voorzetsel) en smeren(werkwoord)

aansmeren - regelmatig werkwoord uitspraak: aan-sme-ren 1. hem iets verkopen wat hij niet nodig heeft ♢ zijn broer heeft hem een computer aangesmeerd Regelmatig werkwoord: aan-sme-ren ik smeer aan (... ik aansmeer...

v., oansmarre, oanplakke, oanprate.

...

(smeerde aan, heeft aangesmeerd), 1. een kleverige stof aan een voorwerp doen hechten; — met objectsverwiss.: de pannen, een dak aansmeren, de losliggende pannen door het tussenin smeren van kalk aaneenhechten; — een muur aansmeren, grof met kalk bestrijken ; (ook) het beschadigde of ontbrekende pleister aanvullen en zo he...

smeerde h. -gesmeerd (met smeer, kalk enz. bestrijken); de dakpannen -; zegsw. iem. iets -, verkopen, zodat de koper bedrogen is, gmz.

('a:n) (smeerde aan, heeft aangesmeerd) 1. smerend doen hechten : het aangesmeerde vuil verwijderen. zie: pan. 2. bedrieglijk te duur verkopen : iemand iets -.

aan'smeren (smeerde aan, heeft aangesmeerd), 1. een kleverige stof aan een voorwerp doen hechten; met objectverwisseling: de pannen, het dak —, de losliggende pannen door er specie tussenin te smeren aaneenhechten; een muur —, grof met kalk bestrijken; (ook) het beschadigde of ontbrekende pleister aanvullen en zo herstellen; 2. (fig.) iemand iets —...

Aansmeren - bestrijken, de voegen aan den binnenkant van een pannendak met kalk dichten; het opbrengen van een kalk- of cementlaag op muren; het bijwerken van beschadigingen in muurbepleistering.