Werkwoorden vervoegen
aanbidden
Tegenwoordige tijd aanbidden
Ik bid aan
Jij bidt aan
bid jij aan?
U bidt aan
Hij/Zij/Het bidt aan
Wij bidden aan
Jullie bidden aan
Zij bidden aan
Verleden tijd van aanbidden
Ik bad aan
Jij/U bad aan
Hij/Zij/Het bad aan
Wij baden aan
Jullie baden aan
Zij baden aan
Voltooid deelwoord van aanbidden
aanbeden
Tegenwoordig deelwoord van aanbidden
aanbiddend