Aftrommelen (trommelde af, heeft afgetrommeld), (krijgsw.) bij trommelslag in het openbaar bekendmaken, afkondigen, ook aftrommen geheeten: het bevel werd op de hoeken der straten afgetrommeld;
— (een muziekstuk) haastig en zonder veel zorg op de piano afspelen: wat heb je dat stuk afgetrommeld!;
— (Zuidn.) iem. afrossen; (ook) hem erg bedriegen. AFTROMMELING, v.