(vertrapte, heeft vertrapt),
1. onder de voeten treden, stuk-, doodtrappen : de gewonden werden onder de paarden vertrapt; bloemen vertrappen ; uw eerkroon ligt vertrapt (Staring);
2. moedwillig overtreden : de wetten vertrappen;
3. (fig.) gewelddadig onderdrukken en vernederen : een overwonnen volk, iem. vertrappen ;
4.(gemeenz.) beslist weigeren : ik vertrap het.