Van oudsher heeft men het werkwoord zagen niet slechts gebruikt in de letterlijke betekenis: doormiddel van een zaag een stuk hout in tweeën delen, maar ook in de figuurlijke: slecht op de viool spelen. Een muziekstuk noemde men afgezaagd, wanneer het op eentonige wijze - en dus vervelend ten gehore gebracht werd.
Zo zei men vroeger ook: een lied opzagen in de zin van: het eentonig op de viool spelen of vervelend opdreunen. Het woord afgezaagd wordt thans alleen nog gebezigd in de betekenis: zo dikwijls behandeld, te berde gebracht en besproken, dat het nieuwtje er allang af is. Men gebruikt het dus voor: overbekend, oudbakken. Een jonge zegswijze is: mijn examinator heeft mij doorgezaagd, in de zin van: hij heeft mij voortdurend over hetzelfde onderwerp vragen gesteld.