Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 26-06-2020

Main

betekenis & definitie

(Fr.), hand. M. bot (stomp), „klomphand”, aangeboren ontwrichting van de duim.

M. en accoucheur, „verloskundige hand”, bij tetanie, waarbij de toppen der vingers als een bundel bij elkaar worden gehouden (Trousseau). M. en battoir, trommelstokkenhand, met dikke misvormde vingers; bij acromegalie. M. en griffe, klauwhand; na verlamming van de n. ulnaris. M.enpince (tang), onbeweeglijk gebogen stand van de derde tot vijfde vinger; bij syringomyelie in het halsmerg (zie ald.). M.en prédicateur, predikantenhand; strekking in het handgewricht en het eerste vingergewricht, buiging van het tweede en derde vingerlid; bij verlamming van de n. ulnaris. M. en singe, apenhand; met de duim in hetzelfde vlak als de vingers; bij atrophie van de muis van de duim.

M. en trident, drietandshand, waarbij de vingers ongeveer even lang zijn en uit elkander staan; bij achondroplasie (zie ald.). M. Féré ontaardingsteken van Féré, waarbij niet de wijsvinger langer is dan de ringvinger, maar omgekeerd, en ook de pink te kort is. M. squelettique, geraamtehand, zeer sterke atrophie der handspieren. M. succulente (sappig), zwelling van de rug der hand; bij syringomyelie (Mar in esco).

< >