meerv. maculae (Lat.), vlek. Maculae acusticae, de eindorganen van de gehoorzenuw in de sacculus en de utriculus.
Méculae coerúleae (Lat., blauwachtig), blauwgrijze vlekken, die op de huid ontstaan door de beet van klederluizen en de uitwerking van hun speeksel; syn. taches bleuatres, taches ombrées, exanthema caeruleum. M. córneae, vlek op het hoornvlies. M. cribósa inf., media, sup., zeefvormig doorboorde plekjes aan de binnenvlakte van het vestibulum; voor de takjes van de n. vestibularis. M. flava, geelachtige plek van de stemband. M. germinatlva, kiemvlek, het kernlichaampje (de kernlichaampjes) der eicel. M. hepatica, levervlek; vgl.
Chloasma. Maculae lacteae, = M.tendineae. M. lútea, gele vlek; het geelachtig gekleurde, voor het licht het meest gevoelige gedeelte van het netvlies. Maculae tendineae s. lacteae, peesvlekken; witte of geelachtige vlekken aan de oppervlakte van het hart, ontstaan door verdikkingen van het hartezakje.