uitslag, een aantal verspreid of in groepen staande grote pukkels met infiltratie der omgeving, terwijl ook het corium is aangedaan; gevolg of begeleidend verschijnsel van andere algemene of huidziekten, geen ziekte op zich zelf. E. antimoniile, grote puisten, die door inwrijving met pokzalf, ung. tartari, ontstaan.
E. cachecticórum (zie Cachexia), bij cachectische personen ontstaan vaak aan de billen, in de liezen, enz. puisten, die open breken en zweren; syn. E. gangraenosum (bij acute besmetting met bacillus pyocyaneus, varicellagangraenosa), en E.térebrans. (Lat., terebro, doorboren). E. syphiliticum, Pustuleus syphilide (zie ald.).