Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 25-06-2020

Autonoom zenuwstelsel

betekenis & definitie

eigenwettig zenuwstelsel. Zo noemt LangIey de innervatie van klieren, gladde spieren en hart.

Gas keil noemt deze innervatie het onwillekeurige zenuwstelsel. In de zin van Langley is het voornaamste kenmerk dezer innervatie, dat de zenuwgeleiding van het centrale zenuwstelsel tot aan het perifere orgaan niet ononderbroken (door één enkele zenuwvezel, één enkel neuron), geschiedt, zoals het geval is bij de dwarsgestreepte veelkernige willekeurige skeletspieren. De zenuwgeleiding is tussen centraal zenuwstelsel en perifeer orgaan ergens, meest in een zenuwknoop, onderbroken. Daar ligt een „Synaps” d.i. een schakelplaats tussen twee neuronen. De geleiding in deze synapsen kan opgeheven worden met nicotine, plaatselijk of intraveneus toegediend. Van de twee neuronen welke de geleidingsbaan vormen, heet die, waarvan de oorsprongcel in het centrale zenuwstelsel ligt, praeganglionnair; die waarvan de oorsprongcel in een perifeer ganglion ligt, postgang Iion nai r.

Langley verdeelt het gehele autonome zenuwstelsel in vier afdelingen, en wel al naar de ligging der praeganglionnaire oorsprongcellen onderscheidt hij: mesencephaal, bulbair, thoracaal, Iumbosacraal autonoom zenuwstelsel. Het thoracale autonome zenuwstelsel is wat men vroeger als sympathicus onderscheidde. De synapsen tussen prae- en postganglionnaire neuronen hiervan liggen hoofdzakelijk in de gangliën van de grensstreng. Autonome groei, de onbeperkte zelfstandige groei van gezwelcellen zonder de prikkels, die nodig zijn voor de normale hyperplasie.

< >