Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

sjalot

betekenis & definitie

sjalot [uitje]. Ook deze naam van een algemeen bekende moesgroente stamt in zekere zin uit het Oosten, want hij is ontleend aan de stad Askalon, een van de in het Oude Testament vermelde steden van de Filistijnen. Het voorkomen van uitgestrekte uienvelden bij Askalon wordt vermeld bij Strabo en Stephanus Byzantinus. Die uien werden echter onderscheiden als een bijzondere soort, reeds bij Theophrastus ascalonion krommyon, bij Plinius en Columella caepa ascalonia genoemd. Vandaar ook de tegenwoordige botanische naam van de sjalot Allium ascalonicum.

De verbastering van dit ascalonia of ascalonium tot sjalot (Duits Schalotte, Engels shallot) schijnt aan de Fransen te moeten geweten worden, uit wier taal het tot de andere moderne talen schijnt te zijn overgebracht. Bij Oudfranse schrijvers door Littré, artikel échalote, aangehaald, vindt men de vormen escalone, eschaloigne en eschalote. Het onbegrepen woord schijnt in de uitspraak allengs meer verbasterd te zijn.

< >