ophefmakend

betekenis & definitie

geruchtmakend

Hij draaide het nummer van de procureur, maar diens lijn was bezet, ook bij een tweede en derde poging. Hij bedwong zijn ongeduld en ging in afwachting het artikel over een ophefmakend persdelict in Duitsland zitten lezen. Een rijksambtenaar, die in een roddelblad de kabinetschef van zijn departement ervan beschuldigd had zowel met zijn vrouw als met zijn dochter te hebben gerotzooid en daarvan geen bewijzen had kunnen voorleggen (‘die beiden Damen leugneten die Tatsache’), was in cassatie vrijgesproken. Een teken aan de wand noemde de verslaggever deze vrijspraak.
(Ward Ruyslinck, De claim van de duivel)

Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gangbaarheid: 4
Vlaamsheid: 3