Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 06-11-2024

GETIJ

betekenis & definitie

(Fr.: marée; Du.: Gezeit; Eng.: tide), of getijde, de periodieke veranderingen in de waterstand en de daarmee gepaard gaande bewegingen van het zeewater, veroorzaakt door het verschil in aantrekking van zowel de zon als de maan op de watermassa’s die als oceanen 71% van het aardoppervlak bedekken.

Men onderscheidt horizontale getijbeweging (getijstroom) en verticale. Langs de Nederlandse en de Belgische kust beweegt de getijstroom zich als vloedstroom van het zuidwesten naar het noordoosten, als ebstroom in omgekeerde richting.De tijd tussen de laagste waterstand (laagwater) en de hoogste waterstand (hoogwater), de periode waarin het water rijst wordt aangeduid als vloed, de periode waarin het water daalt als eb (met eb en vloed wordt ook het punt van laagwater, resp. hoogwater aangeduid). Zowel de maan als de zon veroorzaken getijkrachten (d.w.z. het verschil in kracht uitgeoefend op een eenheid van massa in een bepaald punt op aarde en op het aardmiddelpunt) met als gevolg van ieder twee diametraal tegenover elkaar gelegen vloedbergen. Bij volle maan en nieuwe maan, als zon, aarde en maan in één lijn staan, vallen de vloedbergen van maan en zon samen; er ontstaat een springtij (met springvloed en springeb, spring-hoogwater en spring-laagwater). Bij eerste en laatste kwartier echter, als zon en maan ten opzichte van de aarde in kwadratuur staan, werken beider getijkrachten elkaar tegen; het niveauverschil tussen hoogwater en laagwater, het zgn. tijverschil, is dan veel kleiner dan gemiddeld; men spreekt dan van doodtij. Het tijverschil is dus in de loop van een maand wisselend.

De aarde is niet omgeven door één oceaan van gelijkmatige diepte, doch bevat oceanen, zeeën en continenten. De getijdeverschijnselen worden voorts beïnvloed door de traagheid van het water, dat zich niet onmiddellijk kan aanpassen aan de getijkrachten, zodat de vloedberg achter de culminatie van de maan aanloopt (de maan heeft de vloedberg ‘op sleeptouw’), voorts door wrijving in zeestraten, door de corioliskracht, door variërende declinaties van zon en maan, door wisselende diepte der oceanen en zeeën enz. Beschouwt men het getijdeverschijnsel als een golfbeweging, dan kan op bepaalde plaatsen (bijv. in baaien) resonantie ontstaan met de eigen schommeling van het water ter plaatse en aldus een grote versterking van de getijdegolf ontstaan. Door al deze oorzaken wordt het getijdenverschijnsel uitermate ingewikkeld.

Het tijverschil is in de open oceanen vrij gering (50...100 cm). Zeer klein is het in meren en in geheel of bijna geheel afgesloten zeebekkens; in de Middellandse Zee bedraagt het gemiddeld ca. 30 cm. Aan de Hollandse Noordzeekust is het gemiddelde tijverschil ruim 1,5 m; aan de Belgische kust 3,90 m. In baaien of zeearmen kan het door resonantie veel groter worden. Zo worden bijv. in het Kanaal van Bristol en in de inham tussen Bretagne en Normandië tijverschillen tot 15 m, in de Fundy Baai bij Nova Scotia tot 18 m waargenomen. Indien zo’n baai uitloopt in een ondiepe riviermond, kan het voorkomen dat de vloedgolf zeer steil wordt, zodat zij soms het karakter van een watermuur krijgt.

De getijden hangen nauw samen met de stand der maan. Benaderde tijden van hoogwater kan men vinden met behulp van zgn. ‘havengetallen’, die voor iedere haven aangeven het gemiddelde tijdverloop tussen het moment dat de maan ter plaatse door de meridiaan gaat (in het zuiden staat) en het eerstvolgende hoogwater (‘ouderdom’ van het getij). Om echter de o.a. voor de scheepvaart benodigde nauwkeuriger tijden van hoog- en laagwater te voorspellen, zijn tamelijk ingewikkelde berekeningen vereist. De werkelijke hoogwatertijden en -standen kunnen dan nog aanzienlijk van de berekende afwijken ten gevolge van de invloed van wind en luchtdruk. Bij samengaan van springtij en een storm die het water opstuwt, kan een stormvloed optreden.

Over de tijden en hoogten van eb en vloed in Nederlandse havens kan men uitvoerige gegevens vinden in de jaarlijks door de Rijkswaterstaat uitgegeven Getijtafels voor Nederland. In België berust de samenstelling bij de Hydrografische Dienst van het Ministerie van Verkeerswezen.

Getijden in de atmosfeer.

De getijkrachten werken ook op de luchtdeeltjes in de atmosfeer. De atmosferische tijverschillen zijn echter uiterst gering. Een deel van de bewegingen speelt zich af in de geïoniseerde lagen van de atmosfeer. Door deze bewegingen kunnen door middel van inductie in het magnetische veld van de aarde elektrische stromen optreden. Zo kan men de dagelijkse variatie van het aardmagneetveld verklaren. Door radiopeilingen kan men de bewegingen in de ionosfeer onderzoeken.

Getijden in de aardkorst.

De getijkrachten werken ook op de vaste delen van de aardkorst. Uit metingen van de getijdebeweging van het vaste aardoppervlak, waarbij hoogteverschillen van 20...40 cm optreden, heeft men geconcludeerd dat het binnenste der aarde elastisch moet zijn.

< >