(Fr.: explosifs; Du.: Explosivstoffe, Sprengstoffe; Eng.: explosives), of stoffen of mengsels waarin chemische energie is opgehoopt die bij een explosieve reactie (zie Explosie) vrijkomt.
Deze reactie kan worden teweeggebracht met een ontstekingsmiddel (slaghoedje, slagpijpje), maar kan soms ook ontstaan door een stoot, wrijving, een vonk enz. Men spreekt van een grote gevoeligheid wanneer de stof gemakkelijk tot explosie wordt gebracht. Over het algemeen zal een stoot (in principe een adiabatische compressie, d.w.z. met temperatuurverhoging, van ingesloten luchtbelletjes) een detonatie inleiden (een slagpijpje geeft een krachtige stoot); een vlam zal veelal een explosieve verbranding veroorzaken (een slaghoedje geeft een vuurstraal). Enerzijds gebruikt men ter wille van de veiligheid gaarne explosieve stoffen met een geringe gevoeligheid, anderzijds is een grote gevoeligheid soms nodig voor het betrouwbaar functioneren van een explosieve lading. Men heeft dit probleem opgelost door toepassing van een zgn. explosieketen.Wanneer een explosieve stof langdurig moet worden bewaard, is een grote chemische stabiliteit van belang. Dit geldt bijv. voor militaire voorraden.
Men deelt de explosieve stoffen als volgt in naar de aard van hun gebruik en de wijze van explosie.
1. Sas of pyrotechnisch mengsel, gebruikt in militaire en civiele vuurwerkerij; bijna alle sassen komen slechts tot explosieve verbranding (deflagratie). Voorbeeld: kop van een lucifer, rooksas, brandsas.
2. Buskruit dat tot doel heeft de voortstuwing van projectielen; door een snelle explosieve verbranding van het buskruit wordt de voor voortstuwing benodigde druk bereikt.
3. Springstof. Het gebruik hiervan berust op hun detonatie die op korte afstand een sterk vernielend (brisant) effect heeft en die een schokgolf doet ontstaan in het omringende medium.