(Fr.: détecteur; Du.: Detektor; Eng.: detector), (een onderdeel van) een instrument dat als functie heeft het selectief waarnemen van een signaal of ander natuurkundig verschijnsel, dikwijls te midden van andere signalen, die (achtergrond)ruis genoemd worden. Een aantal voorbeelden van detectoren voor elektromagnetische straling: een elektronische detectieschakeling waarmee een signaal van een draaggolf gescheiden wordt (zie Demodulatie); halfgeleiderdetectoren voor zichtbare en infrarode straling binnen een bepaald golflengtegebied; pneumatische of golaydetector voor infrarode straling; fotomultiplicatorbuizen voor ultraviolette en röntgenstraling; gasgevulde ionisatiekamers voor röntgenstraling en gammastraling; scintillatiekristallen, meestal in samenwerking met een fotomultiplicatorbuis; film; de gevoeligheid van de film is afgestemd op de soort straling (golflengtegebied).
Deeltjesstraling (elektronen, neutronen, protonen, alfastraling enz.) wordt o.a. gedetecteerd met een gasgevulde ionisatiekamer, proportionele telbuis, nevelkamer, bellenvat, vonkendetector, scintillator, film enz. Er worden pogingen gedaan om zwaartekrachtgolven of -deeltjes (gravitonen) te detecteren met behulp van een gravitonendetector. Een detector is vrijwel altijd opgenomen in een systeem dat de te detecteren grootheid opvangt en naar de detector leidt en tevens de gedetecteerde grootheid geschikt maakt voor verdere verwerking. Dit complete systeem wordt aangeduid met sensor; beide woorden worden echter ook dooreen gebruikt.