(Fr.: état d’aggrégation (de la matière); Du.: Aggregationszustand; Eng.: state of aggregation), in de fysica één van de vier verschijningsvormen, waarin de materie voorkomt, te weten als vaste stof, vloeistof, gas en als plasma.
De plasmatoestand komt in het heelal verreweg het meeste voor; ze wordt gekarakteriseerd door, voor aardse begrippen, een hoge temperatuur. De gemiddelde kinetische energie is zo hoog, dat het grootste deel der atomen geïoniseerd is (ten gevolge van heftige botsingen); het systeem is echter gemiddeld neutraal, d.w.z. het aantal positieve ionladingen is in evenwicht met het aantal vrijgemaakte elektronen. Een plasma vertoont een sterke wisselwerking met elektromagnetische velden. Wanneer de temperatuur hoog genoeg is (in de orde van 108 K) kunnen kernfusiereacties optreden (zoals in het centrum van sterren). Op aarde treft men plasma’s aan in de vorm van bliksemontladingen; langs kunstmatige weg kunnen ze geproduceerd worden in de vorm van gasontladingen.
In een gas zijn vrijwel alle deeltjes in neutrale toestand. De wisselwerkingsenergie tussen de deeltjes onderling kan behalve tijdens directe botsingen (waarbij de zgn. harde-bollenbenadering meestal een goede beschrijving oplevert) in het algemeen worden verwaarloosd ten opzichte van de bewegingsenergie. Naast mono-atomaire gassen (zoals de edelgassen) treft men veel gassen aan, waarvan de kleinste deeltjes uit moleculen bestaan (zoals N2- en O2-gas enz.). Bij verlaging van temperatuur wordt de kinetische energie vergelijkbaar met de wisselwerkingsenergie.
Het systeem kan dan (bij voldoende dichtheid) het karakter van een vloeistof gaan vertonen. De bewegingen der afzonderlijke deeltjes (atomen of moleculen) worden nu sterk gestoord door omgevende deeltjes. Het systeem gaat dan een duidelijke onderlinge samenhang vertonen, de deeltjes bezitten echter nog geen gefixeerde posities ten opzichte van elkaar. Dit gebeurt wel, wanneer nog meer warmte aan het systeem wordt onttrokken (eventueel samen met een verhoging van de druk). De deeltjes gaan zich dan rangschikken, meestal in een regelmatig patroon; men spreekt over de kristallijne of vaste toestand.
Opgemerkt zij nog, dat de overgang tussen de verschillende toestanden niet altijd duidelijk is. Zo is glas een vloeistof met een zeer hoge viscositeit en blijken bepaalde vloeistoffen een duidelijke microscopische ordening te vertonen; men spreekt van vloeibare kristallen.
De amorfe toestand is geen aparte aggregatietoestand; men heeft hier te doen met materie in een uiterst fijn verdeelde vaste toestand of met stoffen die men eerder als zeer viskeuze vloeistoffen moet beschouwen.