Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 15-01-2025

AFPLATTING

betekenis & definitie

(Fr.: aplatissement; Du.: Abplattung; Eng.: flattening), in de astronomie de afwijking van de bolvorm bij hemellichamen, waarbij de polaire diameter kleiner is dan de equatoriale, meestal als gevolg van rotatie. Bij sterren constateert men de afplatting soms bij bedekkingsveranderlijken; een enkele maal manifesteert zij zich ook in de baan van dubbelsterren; bij planeten is zij dikwijls direct meetbaar. De geometrische afplatting ε wordt gedefinieerd als (ab)/a, waarin a de equatoriale en b de polaire diameter is. De afplatting van de Aarde bedraagt numeriek ca. 1/297; de equatoriale straal van de Aarde is meer dan 20 km groter dan de polaire straal. De afplatting van de Maan is onmeetbaar klein, die van Mars 1/190, van Jupiter 1/16 en van Saturnus 1/10. Een theoretisch veronderstelde afplatting van de Zon is niet met zekerheid bepaald. De afplatting van de Aarde samen met de middelpuntvliedende kracht veroorzaakt tevens een toename van de zwaartekracht van de evenaar (g = 9,78049 m s−2) naar de polen (g = 9,83225 m s−2), reden waarvoor men ook wel de uitdrukking gravitatieafplatting gebruikt. De verandering van de zwaartekracht op de referentiesferoïde in functie van de breedteligging wordt meest gebruikelijk gegeven door de zgn. Internationale formule:

g0 = 9,78049 (1 + 0,005 288 4 sin2φ − 0,000 005 9 sin2 2φ) m s−2

Bij zwaartekrachtmetingen (o.a. in geofysische prospectie) wordt dan ook een correctie gebaseerd op deze formule toegepast. Voor kleinere gebieden gebruikt men een constante correctiefactor per kilometer breedteverschil.

Een gevolg van de geometrische afplatting van de aarde is, dat de lengte van een boog van 1° in lengte- of breedterichting afhankelijk is van de plaats waar zij wordt gemeten (zie tabel), doordat de kromming aan de evenaar groter is dan op hogere breedte en daar de kromtestraal dus kleiner is.

< >