(Fr.: affût; Du.: Lafette; Eng.: gun carriage, mount), het onderstel van een vuurmond waarop het kanon rust, dat daaraan de noodzakelijke stabiliteit geeft tijdens het schieten en de juiste hoogterichting (elevatie, domphoek) en breedterichting (bakshoek) mogelijk maakt. Te land heeft de affuit in vele gevallen een functie in het vervoer. Bij de starre affuit wordt de terugstootimpuls rechtstreeks op de affuit en op de ondergrond overgebracht. Bij de veerkrachtige affuit wordt de terugstootimpuls over de tijd gespreid, waardoor gedurende langere tijd kleinere krachten werken. Deze relatie tussen terugstootkracht en terugloopweg is van belang voor vuurmonden die in een koepel (beperkte ruimte) zijn opgesteld, en voor de mobiliteit van een wapen (grote terugloopweg maakt lichte constructie mogelijk).
Onderscheid is ook te maken in onderaffuit, die stilstaat ten opzichte van de grond, en bovenaffuit, waarmee breedterichting wordt verkregen. Bij de moderne veerkrachtige affuit kan de vuurmond tegen de weerstand van de reminrichting over of in een wieg 0,5...1,5 m (de teruglooplengte) teruglopen, waarna zij door de vooruitbrenginrichting weer in batterij (te boord) loopt. De grootste verplaatsing treedt daarbij pas op wanneer het projectiel de loop reeds heeft verlaten; daarvóór is de terugloop in de orde van enkele centimeters. De beweging van het wapen heeft dan ook minder invloed op de baan van het projectiel dan men op het eerste gezicht zou denken.
De remweerstand wordt geleverd doordat remvloeistof door nauwe openingen van de ene zijde van een zuiger naar de andere wordt geperst. Het remmen kan overigens ook mechanisch (veren, buffers) geschieden en door een mondingrem.
Het verband tussen remweerstand W, terugloopsnelheid v en grootte van de doorstroomopeningen A na een terugloop x, luidt bij benadering:
Fx = c (v2x/A2x)
c is een grootheid die o.a. afhangt van de dichtheid en de viscositeit van de gebruikte remvloeistof.
Dóór de openingen met oppervlak Ax tijdens de terugloop op de juiste wijze te doen afnemen kan men de weerstand nagenoeg constant houden. Dit afnemen kan bijv. verkregen worden door de vloeistof te doen stromen door groeven van afnemende diepte in de remcilinderwand of de openingen in het vaste zuigerdeel geleidelijk te doen afsluiten door een draaibaar zuigerdeel dat met nokken in schroefvormige groeven van de remcilinder loopt.
De vooruitloop wordt bewerkstelligd door zware veren of samengeperste stikstof, waarvan de spanning tijdens de terugloop door een tweede zuiger wordt verhoogd (hydropneumatische rem- en vooruitbrenginrichting).
Een extra vooruitlooprem moet worden ingeschakeld omdat anders het kanon met te grote snelheid zijn oorspronkelijke stand bereikt, in batterij loopt, hetgeen een gevolg is van het feit dat de doorstroomopeningen steeds groter worden. Veelal treft men nog een inrichting aan, waardoor bij toenemen van de elevatie de terugloop wordt verkort, doordat bijv. de remzuigerstang met het vaste zuigerdeel automatisch gedraaid wordt; de openingen in de zuiger zijn dan van de aanvang af reeds gedeeltelijk gesloten en bij een kortere terugloop geheel dicht. Voor het geven van de zijdelingse richting bestaat de affuit uit een onder- en bovenaffuit, die om een verticale spil ten opzichte van elkaar kunnen draaien.
Men onderscheidt geschut in vaste opstellingen (tegenwoordig alleen aan boord van schepen en vliegtuigen) en mobiel geschut; tot de laatstgenoemde categorie behoren getrokken vuurmonden/affuiten en zelfvoortbewegende vuurmonden/affuiten (voor kleine wapens nog wel draagbare affuiten). Bij de getrokken affuiten onderscheidt men staart-, spreid- en kruis- (en driepoot-)affuiten. Staartaffuiten met een schootsveld van enkele graden zijn thans verouderd. Wel treft men ze aan met speciale voorzieningen om het schootsveld te vergroten. Driepootaffuiten komen nog bij moderne veldartillerie voor, bijv. Russisch kanon 122 mm, D-30. Ook worden nog starre getrokken of zelfvoortbewegende affuiten toegepast, bijv. 120 mm mortier Rayé en terugstootloze vuurmonden.
Tegenwoordig treft men voor de mobiliteit veelvuldig zelfvoortbewegende affuiten aan, al dan niet gepantserd. Aan de bovenaffuit zijn ook de richtmiddelen bevestigd. Bij de luchtmacht is, speciaal bij het antiluchtdoelgeschut, tussen de wieg en de slede een kantelslede aangebracht, waardoor de vuurmond nog om een derde as kan draaien en de bewegingen van het schip (automatisch) geneutraliseerd worden. Bij het torengeschut is de slede geheel hervormd tot een diep in het schip reikende, draaibare constructie.