Synoniemen zoeken
Synoniem van zwelling
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
zwelling
zwelling - plaatselijke toeneming van het weefsel van meercellige organismen door een ziekte of aandoening. Synoniemen: opzetting, opzwelling, verdikking en dikte. Een buil is een zwelling door een bloeduitstorting na een slag of val. Een blaar bevat waterachtig vocht en is bedekt met een doorschijnende laag weefsel, maar een bloedblaar of, in België, bloedblein bevat bloed. Lange blaren heten bleinen. Aders aan de endeldarm kunnen opzwellen en aambeien vormen (in de geneeskunde: hemorroïden). Een gezwel (zie aldaar) ontstaat door abnormale celdeling. Een ziekelijke vergroting van de schildklier kan leiden tot een zwelling van de hals: struma, krop of kropgezwel. Etterige ontstekingen veroorzaken plaatselijjke zwellingen van de huid ofwel puisten (in België: brobbels). Een steenpuist, in de geneeskunde furunkel, is een puist die is ontstaan door een ontstoken haarzakje op een plaats die is blootgesteld aan wrijving. Een flegmone is een sterke zwelling die door een ontsteking wordt veroorzaakt en waarbij zich in het losmazig bindweefsel stoffen ophopen. Bij een oedeem is er een hoeveelheid extracellulair vocht in de ruimte tussen de cellen terechtgekomen. (Zie: waterzucht.) Een gal is een zwelling van gewrichtszakken, peesscheden of slijmbeurzen van dieren. Aan de voet van koolplanten kan een knolvoet voorkomen, een zwelling die wordt veroorzaakt door een slijmzwam.
Zie: verhevenheid.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
zwelling
zwelling - zelfstandig naamwoord
uitspraak: zwel-ling
1. een plek die dik en opgezet is
♢ haar enkel is niet gebroken, maar heeft wel een zwelling
Zelfstandig naamwoord: zwel-ling
de zwelling
de zwellingen
het zwellinkje
Synoniemen
buil